het kiert

IETSJE

meer open vandaag. Ietsje. De lucht geeft ruimte. De plek weigert nog. binnen in mijzelf staat de opening op een kier: het kiert

kiert.
o pent

wolk of vlek? Berkenbomenvlinder wolkenbrei engelenbogen

[geN. maandag 11 januari 2010

 
 

vers_gedicht geN.: ooit op een vroege ochtend

per abuis

[dit slaan wij natuurlijk even over] Gedachten na elkaar elkaar. Waarom steeds
G E D A C H T E N ! Ik wil woorden zonder gedachten. zonder denken. elke letter valt als vanzelf op haar plaats. Er ontstaan zinnen die denderen, stromen, stijgen, smelten, waken, ontwaken, dwarrelen, neerregenen, over jouw hoofd heen maken vogels de omgeving wakker. Kwetteren de woorden in elkaars veren fluiten pratend over de dag daarvoor
 

?_gedicht geN.: op een dag dat ik in de winter weer verlangde naar de herfst

[…is het al zomer….of ben ik abuis……

vind ik het wel zo erg dat de zomer mij ontglipt op het moment dat ik meer verlang naar de herfst – de bladeren die van bomen vallen – storm en regen – schemerlampen – licht tijdens zonsondergang in een verwarmde kamer met het licht van de lantaarnpalen die de straat in een sfeer van ‘gezellig’ dompelen.] (zijn dit ingredienten voor een gedicht – dat moet later blijken)
 
 

leeg sprookje _

beton. De stad ligt in karton van boven tot onder. Wolkenlucht vervliegt in iets hoogs. De kouen weten van niets en houden dat zo. Zij hippen op eigen risico brutaal op het asfalt en vluchten de berm in als een fietser voorbij scheert. Wind. Regenloos. Dat is de dag. Aan de overkant kantoorgebouwen. Muren. Ramen. Verlaten. Lege auto's op parkeerplaatsen. Binnen. Buiten waar ooit de zon scheen blijft het donker. Dan, plotseling, verschijnt er een man op het balkondak van een van de kantoorgebouwen. Hij rookt een sigaret. IJsbeert. Kijkt naar beneden de straat in. Reageert op iets dat achter het raam gebeurt. Steekt opnieuw een sigaret op. Vangt al het licht dat eigenlijk voor iedereen bedoelt is. Denkt aan iets dat niet direct zichtbaar naar beneden rolt. Volg. Gooi de lijn uit. Maak het schema. Teken het kader. Schiet in de roos. Kermissen zoals vroeger bestaan al bijna niet meer. Al tijden zijn de middagen voorbij voor de jongen die met het meisje flirt. Voor het meisje is hij in plaats van, omdat zij even geen andere viend heeft die zij liever had. De jongen wil haar kussen. Dat gaat te ver. Weet zijn moeder wel dat hij zich zo gedraagt en mag dat wel van de god van zijn geloof. Schraal en leeg ligt de kermis op het plein voor het politiebureua waar 'decadent' Mosterd de scepter zwaait. Lang vervlogen. De man op het dak gooit zijn sigeret naar benden. Draait zich om. Gaat naar binnen. Alles zet zich terug als voorheen: leeg.
 
 

omgekeerd sprookje

door het bos stroomt een watertje dat heet vliet.Dit smalle beekje stroomt dag en nacht ook wanneer de elfen leven en de kabouters hun werk doen. Met al dat groen van gras en mos, met al die hoge dennenbomen tussen het loof, is het hier kalm en vredig. Tot op een dag de houthakkers komen. En al dat loof met al die bomen in een klap met de grond gelijk maken. Zelfs het mos heeft geen zin meer in leven. Dagen later ligt dit gebied er troosteloos bij. Het stroompje huilt van verdriet. Waar zijn de eendjes, de kikkers, de padden, de vlinders, de rupsen, de visjes, de vogels, de jagers, de zwijnen, de wolven. Waar is alles dat leeft gebleven? Het stroompje verdwijnt in haar eigen watertje. Nu is het een modderige geul.